Nr. 4 Eerst ik, dan jij

3 min read

14 nov ‘25

Timon Tlomaczewski

Ik loop mijn voordeur uit...

Ik neem de wereld in me op. Ik adem diep in en ik loop naar mijn fiets. Ik steek mijn sleutel in het slot, en ik klik het los. Ik klap mijn standaard in en ik gooi mijn tas over het stuur, vervolgens haak ik de tasteugels vast achter het linker- en rechterhandvat van mijn stuur. Ik stap op mijn fiets en ik zwalk over de stoep omdat mijn hand nog opzoek is naar een nummer waarmee ik mijn rit kan starten:

Een hijskraan blokkeert de straat. Er staat nu al een man half leunend op z’n fiets ernaar te kijken. Z’n wanten maar eens uitgedaan. Één voet op het pedaal en één op de grond. 8 uur ‘s ochtends en hij staat al te kijken. Je ziet ze nooit aankomen of weggaan. Ze staan er voordat jij er bent, en gaan weg nadat jij dat doet.

 

“Noch arriveren of verlaten zij, zij zijn wanneer zij daartoe behoren te zijn.” Zou God over ze hebben gezegd.

 

Over de daarop volgende kruising vliegen altijd elektrische fietsen voorbij. Dit is de elektrische fietsen flighway. Bak, brom-achtige, fashionable, incognito en swap fietsen. Alles komt langs, tering snel.

 

Inzien wanneer het stilvalt is key om de overkant te halen. Het is frogger vibe.

 

Linksaf en dan rechtdoor. Dit is een lange rechtdoor, maar laat de voorspelbaarheid van de richting geen schijngarantie van verwachtingen geven. ’Tis telkens anders.

 

Het stoplicht wat nadert is bijna altijd groen.

 

Nu ook.

 

De weg vervolgt en voegt hier en daar wat mensen samen op weg naar rechtdoor.

 

Waar hen dat daarna ook brengen mag, rechtdoor is wat telt, en dat moet snel.

 

Iemand haalt iemand in. Op het moment dat iemand iemand inhaalt belt iemand anders omdat hij iemand wil inhalen maar die was nog bezig om iemand in te halen. Er ontstaat heisa. Gecontroleerde. Een handgebaar en een snauw. “Je kan iemand helemaal niet in willen halen als iemand nog bezig is om iemand in te halen” wordt er geroepen. Door iemand.

 

Een drietal bochten later ontstaat een fietsfile voor een cruciaal stoplicht. Als deze op groen springt is het doel om in dat ene steegje te komen wat leidt naar het Vondelpark. Maar dat kan op heel veel manieren, welke je kiest maakt niet zoveel uit, als je maar je vinger uitsteekt.

 

In het park heb je telkens twee keuzes: of je sorteert voor en je blijft in de flow van het verkeer of je parkeert en wacht af totdat je kan. En dan kan je nooit.

Vondelpark is vanaf 07:00 tot 10:00 alleen voor achttien plussers.

 

Hier worden keuzes gemaakt door en voor volwassenen. Niet dat die altijd goed of verantwoordelijk zijn, maar er zijn gewoon geen minderjarige te bekennen.

 

Daarna nadert een basisschool. Hier komt alles samen: Inhalende elektrische fietsers met achttienminners op zak die ze door middel van voorsorteren/parkeren droppen bij hijskraankijkende toeschouwers in de vorm van leraren op het schoolplein. Ze staan er voordat jij er bent, en gaan weg nadat jij dat doet.

 

Is het niet bizar dat mensen hun tot leven gevormde eicel met een elektrische kruiwagen als een soort bouwstenen voor de toekomstige samenleving droppen bij een een basisschool die vervolgens die kinderen helemaal gaan bewerken en kneden en van schoolfabriek naar schoolfabriek sturen zodat ze uiteindelijk zelf in een soort fabriek werken en zij dan geworden zijn wat hun ouders eerst waren waarna zij hun eigen tot leven gevormde eicellen kruiwagen-dumpen bij een fabriek. Mensen zijn gewoon grondstoffen voor de wereld.

 

Naja, dan komt een venijnig stoplicht: groen is het er niet lang, en bovendien is rood voor fietsers al heel snel groen voor auto’s. Improviseren mag, twijfelen niet.

 

Dan rechts om de hoek volgt een straat die leidt naar de skyline van de Zuid-as. Een straat met meer Biro’s dan huizen.

 

Onder station-Zuid door. Aan de linkerkant een bijna aaneengesloten stroom OV voetgangers en paralel aan de rechterkant een stroom fietsers.

 

Die voetgangers moeten na een tijdje via één zebrapad het fietspad zien te kruisen aangezien de stoep daarna ophoudt. Gewoon gestopt met betegelen, tot hier en niet verder. Nu steek je over, en daar moet je je maar aan houden.

 

Maar, de fietsers willen niet stoppen.

 

Hier geldt: ‘The power of the group’.

 

Veel fietsers weinig voetgangers? Fietsers gaan voor.

 

Veel voetgangers weinig fietsers? Stoppen maar.

 

Mooi hè, dat hele zebrapad is nergens voor nodig, het is gewoon macht.

 

Als één fietser door een groep mensen rijdt, is die hele groep mensen boos. Als één voetganger over dat zebrapad loopt, alle fietsers zuchten en hand in de lucht.

 

En dat elke ochtend weer. Wat zou het kantelpunt zijn voor de overheersende factor van de groep? Zijn fietsers en voetganger gelijk aan elkaar? Of “winnen” 4 fietsers het van 10 voetgangers?

 

De duizenden ritten in de ochtend naar iedereen zijn bestemmingen zijn een dans op zelf aangedreven metalen paardskeletten. Vooral in een stad waar alles zo op elkaar reageert en inhaakt. Soms zijn het net tandwielen die in elkaar draaien en precies even snel gaan waardoor ze allemaal kunnen blijven bewegen.

 

Het gaat heel vaak goed, maar toch botsen mensen soms door een samenloop van omstandigheden even met hun metalen paardskeletten tegen elkaar aan.

 

 

In het park heb je telkens twee keuzes: of je sorteert voor en je blijft in de flow van het verkeer of je parkeert en wacht af totdat je kan. En dan kan je nooit.

Zodenkikerookover

Timon Tlomaczewski

Ken je die coin-toss scène uit ‘No country for old men’ waarin de hoofdrolspeler een pompbediende kop of munt laat spelen om zijn leven?

 

Dat gaat zo:

 

Anton Chigurh: “You need to call it. I can’t call it for you. It wouldn’t be fair.”

 

Gas station proprietor: “I didn’t put nothin’ up.”

 

Anton Chigurh: “Yes, you did. You’ve been putting it up your whole life, you just didn’t know it. You know what date is on this coin?”

 

Gas station proprietor: “No.”

 

Anton Chigurh: “1958. It’s been traveling twenty-two years to get here. And now it’s here. And it’s either heads or tails. And you have to say. Call it.”

 

“It’s been traveling twenty-two years to get here. And now it’s here.”

 

Eigenlijk heb jij je hele leven een rit afgelegd om nu precies hier tegen iemand aan te knallen.

 

Jouw hele leven is een aaneengeschakelde choreografie geweest van allerlei handelingen om nu precies tegelijkertijd met iemand anders, maar echt precies tegelijkertijd met iemand anders de hoek om te komen en de metalen paardskeletten even met elkaar te laten kussen.

 

Had ergens in de twintig, dertig, veertig enzovoort jaar van je bestaan een paar seconde iets anders gedaan, en dan had dit nu niet exact zo plaatsgevonden.

 

Dat is een beetje flauw, want dat gaat altijd op, maar als mensen tegen elkaar aan botsen is dat gewoon even extra zichtbaar en dat is zo leuk.

 

Ik kom aan op mijn bestemming, ik wil mijn fiets parkeren op één van de weinige plekken die nog over zijn maar iemand is me nèt voor.

 

I travelled 29 years to get here, and now I am here, and I am too late.

 

‘Eerst ik dan jij’ hoor me in mezelf op een naar toontje zeggen alsof ik die iemand was.

 

Altijd maar jezelf als eerste, tenzij ik er als eerste was, dan was het oké geweest.

← Vorige verhaal

Volgende verhaal →

(

ZDIEOO

Nr. 4 Eerst ik, dan jij

3 min read

14 nov ‘25

Timon Tlomaczewski

Ik loop mijn voordeur uit...

Ik neem de wereld in me op. Ik adem diep in en ik loop naar mijn fiets. Ik steek mijn sleutel in het slot, en ik klik het los. Ik klap mijn standaard in en ik gooi mijn tas over het stuur, vervolgens haak ik de tasteugels vast achter het linker- en rechterhandvat van mijn stuur. Ik stap op mijn fiets en ik zwalk over de stoep omdat mijn hand nog opzoek is naar een nummer waarmee ik mijn rit kan starten:

Een hijskraan blokkeert de straat. Er staat nu al een man half leunend op z’n fiets ernaar te kijken. Z’n wanten maar eens uitgedaan. Één voet op het pedaal en één op de grond. 8 uur ‘s ochtends en hij staat al te kijken. Je ziet ze nooit aankomen of weggaan. Ze staan er voordat jij er bent, en gaan weg nadat jij dat doet.

 

“Noch arriveren of verlaten zij, zij zijn wanneer zij daartoe behoren te zijn.” Zou God over ze hebben gezegd.

 

Over de daarop volgende kruising vliegen altijd elektrische fietsen voorbij. Dit is de elektrische fietsen flighway. Bak, brom-achtige, fashionable, incognito en swap fietsen. Alles komt langs, tering snel.

 

Inzien wanneer het stilvalt is key om de overkant te halen. Het is frogger vibe.

 

Linksaf en dan rechtdoor. Dit is een lange rechtdoor, maar laat de voorspelbaarheid van de richting geen schijngarantie van verwachtingen geven. ’Tis telkens anders.

 

Het stoplicht wat nadert is bijna altijd groen.

 

Nu ook.

 

De weg vervolgt en voegt hier en daar wat mensen samen op weg naar rechtdoor.

 

Waar hen dat daarna ook brengen mag, rechtdoor is wat telt, en dat moet snel.

 

Iemand haalt iemand in. Op het moment dat iemand iemand inhaalt belt iemand anders omdat hij iemand wil inhalen maar die was nog bezig om iemand in te halen. Er ontstaat heisa. Gecontroleerde. Een handgebaar en een snauw. “Je kan iemand helemaal niet in willen halen als iemand nog bezig is om iemand in te halen” wordt er geroepen. Door iemand.

 

Een drietal bochten later ontstaat een fietsfile voor een cruciaal stoplicht. Als deze op groen springt is het doel om in dat ene steegje te komen wat leidt naar het Vondelpark. Maar dat kan op heel veel manieren, welke je kiest maakt niet zoveel uit, als je maar je vinger uitsteekt.

 

In het park heb je telkens twee keuzes: of je sorteert voor en je blijft in de flow van het verkeer of je parkeert en wacht af totdat je kan. En dan kan je nooit.

Vondelpark is vanaf 07:00 tot 10:00 alleen voor achttien plussers.

 

Hier worden keuzes gemaakt door en voor volwassenen. Niet dat die altijd goed of verantwoordelijk zijn, maar er zijn gewoon geen minderjarige te bekennen.

 

Daarna nadert een basisschool. Hier komt alles samen: Inhalende elektrische fietsers met achttienminners op zak die ze door middel van voorsorteren/parkeren droppen bij hijskraankijkende toeschouwers in de vorm van leraren op het schoolplein. Ze staan er voordat jij er bent, en gaan weg nadat jij dat doet.

 

Is het niet bizar dat mensen hun tot leven gevormde eicel met een elektrische kruiwagen als een soort bouwstenen voor de toekomstige samenleving droppen bij een een basisschool die vervolgens die kinderen helemaal gaan bewerken en kneden en van schoolfabriek naar schoolfabriek sturen zodat ze uiteindelijk zelf in een soort fabriek werken en zij dan geworden zijn wat hun ouders eerst waren waarna zij hun eigen tot leven gevormde eicellen kruiwagen-dumpen bij een fabriek. Mensen zijn gewoon grondstoffen voor de wereld.

 

Naja, dan komt een venijnig stoplicht: groen is het er niet lang, en bovendien is rood voor fietsers al heel snel groen voor auto’s. Improviseren mag, twijfelen niet.

 

Dan rechts om de hoek volgt een straat die leidt naar de skyline van de Zuid-as. Een straat met meer Biro’s dan huizen.

 

Onder station-Zuid door. Aan de linkerkant een bijna aaneengesloten stroom OV voetgangers en paralel aan de rechterkant een stroom fietsers.

 

Die voetgangers moeten na een tijdje via één zebrapad het fietspad zien te kruisen aangezien de stoep daarna ophoudt. Gewoon gestopt met betegelen, tot hier en niet verder. Nu steek je over, en daar moet je je maar aan houden.

 

Maar, de fietsers willen niet stoppen.

 

Hier geldt: ‘The power of the group’.

 

Veel fietsers weinig voetgangers? Fietsers gaan voor.

 

Veel voetgangers weinig fietsers? Stoppen maar.

 

Mooi hè, dat hele zebrapad is nergens voor nodig, het is gewoon macht.

 

Als één fietser door een groep mensen rijdt, is die hele groep mensen boos. Als één voetganger over dat zebrapad loopt, alle fietsers zuchten en hand in de lucht.

 

En dat elke ochtend weer. Wat zou het kantelpunt zijn voor de overheersende factor van de groep? Zijn fietsers en voetganger gelijk aan elkaar? Of “winnen” 4 fietsers het van 10 voetgangers?

 

De duizenden ritten in de ochtend naar iedereen zijn bestemmingen zijn een dans op zelf aangedreven metalen paardskeletten. Vooral in een stad waar alles zo op elkaar reageert en inhaakt. Soms zijn het net tandwielen die in elkaar draaien en precies even snel gaan waardoor ze allemaal kunnen blijven bewegen.

 

Het gaat heel vaak goed, maar toch botsen mensen soms door een samenloop van omstandigheden even met hun metalen paardskeletten tegen elkaar aan.

 

 

In het park heb je telkens twee keuzes: of je sorteert voor en je blijft in de flow van het verkeer of je parkeert en wacht af totdat je kan. En dan kan je nooit.

Zodenkikerookover

Timon Tlomaczewski

Ken je die coin-toss scène uit ‘No country for old men’ waarin de hoofdrolspeler een pompbediende kop of munt laat spelen om zijn leven?

 

Dat gaat zo:

 

Anton Chigurh: “You need to call it. I can’t call it for you. It wouldn’t be fair.”

 

Gas station proprietor: “I didn’t put nothin’ up.”

 

Anton Chigurh: “Yes, you did. You’ve been putting it up your whole life, you just didn’t know it. You know what date is on this coin?”

 

Gas station proprietor: “No.”

 

Anton Chigurh: “1958. It’s been traveling twenty-two years to get here. And now it’s here. And it’s either heads or tails. And you have to say. Call it.”

 

“It’s been traveling twenty-two years to get here. And now it’s here.”

 

Eigenlijk heb jij je hele leven een rit afgelegd om nu precies hier tegen iemand aan te knallen.

 

Jouw hele leven is een aaneengeschakelde choreografie geweest van allerlei handelingen om nu precies tegelijkertijd met iemand anders, maar echt precies tegelijkertijd met iemand anders de hoek om te komen en de metalen paardskeletten even met elkaar te laten kussen.

 

Had ergens in de twintig, dertig, veertig enzovoort jaar van je bestaan een paar seconde iets anders gedaan, en dan had dit nu niet exact zo plaatsgevonden.

 

Dat is een beetje flauw, want dat gaat altijd op, maar als mensen tegen elkaar aan botsen is dat gewoon even extra zichtbaar en dat is zo leuk.

 

Ik kom aan op mijn bestemming, ik wil mijn fiets parkeren op één van de weinige plekken die nog over zijn maar iemand is me nèt voor.

 

I travelled 29 years to get here, and now I am here, and I am too late.

 

‘Eerst ik dan jij’ hoor me in mezelf op een naar toontje zeggen alsof ik die iemand was.

 

Altijd maar jezelf als eerste, tenzij ik er als eerste was, dan was het oké geweest.

← Vorige verhaal

Volgende verhaal →

(

ZDIEOO

Nr. 4 Eerst ik, dan jij

3 min read

14 nov ‘25

Timon Tlomaczewski

Ik loop mijn voordeur uit...

Ik neem de wereld in me op. Ik adem diep in en ik loop naar mijn fiets. Ik steek mijn sleutel in het slot, en ik klik het los. Ik klap mijn standaard in en ik gooi mijn tas over het stuur, vervolgens haak ik de tasteugels vast achter het linker- en rechterhandvat van mijn stuur. Ik stap op mijn fiets en ik zwalk over de stoep omdat mijn hand nog opzoek is naar een nummer waarmee ik mijn rit kan starten:

Een hijskraan blokkeert de straat. Er staat nu al een man half leunend op z’n fiets ernaar te kijken. Z’n wanten maar eens uitgedaan. Één voet op het pedaal en één op de grond. 8 uur ‘s ochtends en hij staat al te kijken. Je ziet ze nooit aankomen of weggaan. Ze staan er voordat jij er bent, en gaan weg nadat jij dat doet.

 

“Noch arriveren of verlaten zij, zij zijn wanneer zij daartoe behoren te zijn.” Zou God over ze hebben gezegd.

 

Over de daarop volgende kruising vliegen altijd elektrische fietsen voorbij. Dit is de elektrische fietsen flighway. Bak, brom-achtige, fashionable, incognito en swap fietsen. Alles komt langs, tering snel.

 

Inzien wanneer het stilvalt is key om de overkant te halen. Het is frogger vibe.

 

Linksaf en dan rechtdoor. Dit is een lange rechtdoor, maar laat de voorspelbaarheid van de richting geen schijngarantie van verwachtingen geven. ’Tis telkens anders.

 

Het stoplicht wat nadert is bijna altijd groen.

 

Nu ook.

 

De weg vervolgt en voegt hier en daar wat mensen samen op weg naar rechtdoor.

 

Waar hen dat daarna ook brengen mag, rechtdoor is wat telt, en dat moet snel.

 

Iemand haalt iemand in. Op het moment dat iemand iemand inhaalt belt iemand anders omdat hij iemand wil inhalen maar die was nog bezig om iemand in te halen. Er ontstaat heisa. Gecontroleerde. Een handgebaar en een snauw. “Je kan iemand helemaal niet in willen halen als iemand nog bezig is om iemand in te halen” wordt er geroepen. Door iemand.

 

Een drietal bochten later ontstaat een fietsfile voor een cruciaal stoplicht. Als deze op groen springt is het doel om in dat ene steegje te komen wat leidt naar het Vondelpark. Maar dat kan op heel veel manieren, welke je kiest maakt niet zoveel uit, als je maar je vinger uitsteekt.

 

In het park heb je telkens twee keuzes: of je sorteert voor en je blijft in de flow van het verkeer of je parkeert en wacht af totdat je kan. En dan kan je nooit.

Vondelpark is vanaf 07:00 tot 10:00 alleen voor achttien plussers.

 

Hier worden keuzes gemaakt door en voor volwassenen. Niet dat die altijd goed of verantwoordelijk zijn, maar er zijn gewoon geen minderjarige te bekennen.

 

Daarna nadert een basisschool. Hier komt alles samen: Inhalende elektrische fietsers met achttienminners op zak die ze door middel van voorsorteren/parkeren droppen bij hijskraankijkende toeschouwers in de vorm van leraren op het schoolplein. Ze staan er voordat jij er bent, en gaan weg nadat jij dat doet.

 

Is het niet bizar dat mensen hun tot leven gevormde eicel met een elektrische kruiwagen als een soort bouwstenen voor de toekomstige samenleving droppen bij een een basisschool die vervolgens die kinderen helemaal gaan bewerken en kneden en van schoolfabriek naar schoolfabriek sturen zodat ze uiteindelijk zelf in een soort fabriek werken en zij dan geworden zijn wat hun ouders eerst waren waarna zij hun eigen tot leven gevormde eicellen kruiwagen-dumpen bij een fabriek. Mensen zijn gewoon grondstoffen voor de wereld.

 

Naja, dan komt een venijnig stoplicht: groen is het er niet lang, en bovendien is rood voor fietsers al heel snel groen voor auto’s. Improviseren mag, twijfelen niet.

 

Dan rechts om de hoek volgt een straat die leidt naar de skyline van de Zuid-as. Een straat met meer Biro’s dan huizen.

 

Onder station-Zuid door. Aan de linkerkant een bijna aaneengesloten stroom OV voetgangers en paralel aan de rechterkant een stroom fietsers.

 

Die voetgangers moeten na een tijdje via één zebrapad het fietspad zien te kruisen aangezien de stoep daarna ophoudt. Gewoon gestopt met betegelen, tot hier en niet verder. Nu steek je over, en daar moet je je maar aan houden.

 

Maar, de fietsers willen niet stoppen.

 

Hier geldt: ‘The power of the group’.

 

Veel fietsers weinig voetgangers? Fietsers gaan voor.

 

Veel voetgangers weinig fietsers? Stoppen maar.

 

Mooi hè, dat hele zebrapad is nergens voor nodig, het is gewoon macht.

 

Als één fietser door een groep mensen rijdt, is die hele groep mensen boos. Als één voetganger over dat zebrapad loopt, alle fietsers zuchten en hand in de lucht.

 

En dat elke ochtend weer. Wat zou het kantelpunt zijn voor de overheersende factor van de groep? Zijn fietsers en voetganger gelijk aan elkaar? Of “winnen” 4 fietsers het van 10 voetgangers?

 

De duizenden ritten in de ochtend naar iedereen zijn bestemmingen zijn een dans op zelf aangedreven metalen paardskeletten. Vooral in een stad waar alles zo op elkaar reageert en inhaakt. Soms zijn het net tandwielen die in elkaar draaien en precies even snel gaan waardoor ze allemaal kunnen blijven bewegen.

 

Het gaat heel vaak goed, maar toch botsen mensen soms door een samenloop van omstandigheden even met hun metalen paardskeletten tegen elkaar aan.

 

 

In het park heb je telkens twee keuzes: of je sorteert voor en je blijft in de flow van het verkeer of je parkeert en wacht af totdat je kan. En dan kan je nooit.

Zodenkikerookover

Timon Tlomaczewski

Ken je die coin-toss scène uit ‘No country for old men’ waarin de hoofdrolspeler een pompbediende kop of munt laat spelen om zijn leven?

 

Dat gaat zo:

 

Anton Chigurh: “You need to call it. I can’t call it for you. It wouldn’t be fair.”

 

Gas station proprietor: “I didn’t put nothin’ up.”

 

Anton Chigurh: “Yes, you did. You’ve been putting it up your whole life, you just didn’t know it. You know what date is on this coin?”

 

Gas station proprietor: “No.”

 

Anton Chigurh: “1958. It’s been traveling twenty-two years to get here. And now it’s here. And it’s either heads or tails. And you have to say. Call it.”

 

“It’s been traveling twenty-two years to get here. And now it’s here.”

 

Eigenlijk heb jij je hele leven een rit afgelegd om nu precies hier tegen iemand aan te knallen.

 

Jouw hele leven is een aaneengeschakelde choreografie geweest van allerlei handelingen om nu precies tegelijkertijd met iemand anders, maar echt precies tegelijkertijd met iemand anders de hoek om te komen en de metalen paardskeletten even met elkaar te laten kussen.

 

Had ergens in de twintig, dertig, veertig enzovoort jaar van je bestaan een paar seconde iets anders gedaan, en dan had dit nu niet exact zo plaatsgevonden.

 

Dat is een beetje flauw, want dat gaat altijd op, maar als mensen tegen elkaar aan botsen is dat gewoon even extra zichtbaar en dat is zo leuk.

 

Ik kom aan op mijn bestemming, ik wil mijn fiets parkeren op één van de weinige plekken die nog over zijn maar iemand is me nèt voor.

 

I travelled 29 years to get here, and now I am here, and I am too late.

 

‘Eerst ik dan jij’ hoor me in mezelf op een naar toontje zeggen alsof ik die iemand was.

 

Altijd maar jezelf als eerste, tenzij ik er als eerste was, dan was het oké geweest.

← Vorige verhaal

Volgende verhaal →